Overal ter wereld verrijzen
mega datacenters, van Texas tot Oeganda tot Thailand. Techgiganten storten zich massaal op kunstmatige intelligentie en investeren bedragen die doen duizelen. Maar terwijl de bouwkranen draaien en de rekeningen oplopen, blijft een vraag knagen: wanneer betaalt dit zich eigenlijk terug?
AI infrastructuur slokt biljoenen op
De uitgaven aan AI infrastructuur gaan door het dak. Grote spelers als Microsoft, Google en Meta steken ondertussen triljoenen in nieuwe datacenters, chips en energievoorziening. In Ellendale, Noord-Dakota, verrijst bijvoorbeeld een gigantisch datacenter van ongeveer $15 miljard, groter dan tien mega winkels van bijvoorbeeld een Home Depot of Walmart bij elkaar.
Toch is het onduidelijk hoe en wanneer deze megaprojecten hun kosten gaan terugverdienen, zo
concludeert The Wall Street Journal . Analisten vergelijken de bouwkoorts met de overinvesteringen in glasvezelkabels in de jaren negentig.
De realiteit achter de hype
Volgens adviesbureau Bain & Company is er tegen 2030 jaarlijks $2 biljoen aan AI omzet nodig om de huidige investeringsgolf te rechtvaardigen. Dat is meer dan de gecombineerde jaaromzet van Amazon, Apple, Alphabet, Microsoft, Meta en Nvidia in 2024.
Ondertussen blijft de vooruitgang in AI vaak incrementeel, terwijl ontwikkelings- en energiekosten hard stijgen. Bedrijven merken dat AI diensten duur zijn, terwijl veel beloofde doorbraken nog uitblijven. Zo concludeerde ook
MIT onderzoekers in een recent onderzoek waaruit bleek dat 95% van de bedrijven AI niet productief weten in te zetten.
Extra zorgen komen van de hardware kant: AI chips verouderen razendsnel en verliezen daardoor snel waarde. Toch nemen bedrijven zoals CoreWeave enorme schulden op zich om maar mee te kunnen doen in de race.
AI staat dus op een kruispunt. De technologie kan industrieën transformeren, maar voor nu blijft het vooral een kostbare gok, aldus analisten. Of de miljarden regen uiteindelijk echte winst oplevert, is nog allesbehalve zeker.