De Verenigde Staten en
China voeren in 2026 een felle strijd om de dominantie in kunstmatige intelligentie. Beide landen investeren honderden miljarden dollars in datacenters, AI-modellen en militaire toepassingen. Toch kunnen ze hun meest geavanceerde
AI-chips niet zelfstandig produceren. Dat is geen politieke keuze en geen tijdelijk probleem. Het is een harde technische en economische realiteit.
De kern van het probleem ligt bij de machines die chips maken. Die machines zijn zó complex, zó duur en zó moeilijk te bouwen dat zelfs wereldmachten er niet zomaar aan kunnen beginnen. De technologie die hiervoor nodig is, overstijgt vrijwel alles wat de mens ooit heeft ontwikkeld. Slechts een handvol bedrijven beheerst delen van deze keten. Slechts één bedrijf beheerst het hart ervan:
ASML.
Zonder deze machines geen AI-chips. Zonder AI-chips geen AI-dominantie. En precies daar stokt de ambitiestrijd tussen Washington en Beijing.
AI draait niet op software, maar op extreem schaarse hardware
In publieke debatten gaat het vaak over algoritmes, data en software. In werkelijkheid wordt de AI-race beslist in fabrieken. Moderne AI-modellen draaien op chips die bestaan uit miljarden transistors, geprint met structuren die kleiner zijn dan een virus.
Deze chips worden geproduceerd met extreem ultraviolet licht. Dat licht is noodzakelijk om patronen op nanoschaal in silicium te tekenen. Geen enkel alternatief bestaat. En precies dit licht maakt chipproductie bijna onmogelijk.
Extreem ultraviolet licht is noodzakelijk, maar onhandelbaar
Extreem ultraviolet licht heeft een veel hogere energie dan zichtbaar licht. Het is ideaal om minuscule structuren te maken, maar het gedraagt zich als een diva. Het is instabiel, vernietigt materialen en verdraagt geen stof.
Om dit licht te maken, gebruiken EUV-machines gesmolten tin. Lasers schieten 50.000 tot 100.000 keer per seconde op tindruppels die kleiner zijn dan de breedte van een mensenhaar. Elke druppel moet exact in het midden geraakt worden. Millimeters afwijking bestaan hier niet. Fouten zijn fataal.
En dit wordt vaak het “makkelijke” deel genoemd.
Lenzen werken niet. Alleen perfecte spiegels blijven over
Bij normaal licht gebruik je lenzen. Denk aan een vergrootglas. Bij EUV-licht werkt dat niet. Geen enkel materiaal kan dit licht buigen. Daarom werken EUV-machines met spiegels.
Die spiegels moeten ongekend glad zijn. Zó glad dat, als je ze zou vergroten tot het formaat van de aarde, de hoogste oneffenheid dunner zou zijn dan een creditcard. Wereldwijd bestaat er maar één leverancier die deze spiegels kan maken.
Elke spiegel verliest bovendien een fractie van het licht. Na tientallen reflecties blijft minder dan één procent over. Dat betekent dat de oorspronkelijke lichtbron extreem krachtig moet zijn. De temperatuur loopt op tot tientallen keren heter dan het oppervlak van de zon.
Beweging met waanzinnige precisie
Terwijl het licht zijn werk doet, beweegt de chip razendsnel onder de machine door. Tot één meter per seconde. Tegelijk moet de positionering kloppen tot op nanometerschaal.
Ter vergelijking. Als de chip zo groot was als een vliegtuig, zou dit neerkomen op een landing met 500 kilometer per uur, waarbij de wielen exact op hun plek moeten landen met een afwijking kleiner dan een menselijke bloedcel.
Alles moet perfect synchroon lopen. Laser, spiegels, chippositie en timing. Eén trillinkje, één stofdeeltje, en de chip is waardeloos.
Geen lucht, geen stof, geen fouten
Extreem ultraviolet licht verdraagt geen lucht. Geen enkel stofdeeltje. Daarom werken EUV-machines in vacuüm. Alle lucht wordt weggehaald. De machine staat onder een druk die vergelijkbaar is met het gewicht van ongeveer 170 auto’s.
Deze omstandigheden maken de productieomgeving extreem duur en kwetsbaar. Elk onderhoud kost tijd, geld en specialistische kennis. Fouten zijn niet te herstellen.
Waarom de VS en China dit niet snel kunnen kopiëren
Op papier hebben de VS en China alles. Geld, talent, universiteiten, industrie. In de praktijk ontbreekt iets cruciaals: tijd.
ASML bouwt al decennia aan EUV-technologie. Elke generatie machines was beter dan de vorige. Elke verbetering leverde klanten op. Die klanten betaalden miljarden, waarmee ASML weer kon investeren in nog betere machines.
Dit creëerde een vliegwiel. Verbetering leverde geld op. Geld financierde verdere verbetering. Dat vliegwiel draait vandaag op volle snelheid.
Een land dat nu vanaf nul begint, mist dat voordeel. De eerste machines zijn inferieur. Niemand wil ze kopen. Er is geen omzet. Er is alleen kostenpost na kostenpost.
Ondertussen blijven ASML en zijn klanten doorontwikkelen. De achterstand groeit sneller dan hij ingehaald kan worden.
Waarom Taiwan dan wél zo ver kwam
Vaak wordt gedacht dat
Taiwan een vroege voorsprong had. Dat is niet helemaal juist. Taiwan sprong niet eerder, maar sprong slimmer.
TSMC koos vanaf het begin voor één strategie. Geen eigen chipontwerpen. Geen consumentenelektronica. Alleen produceren voor anderen, en dat beter dan wie dan ook.
Daardoor kon TSMC al zijn middelen stoppen in productieprocessen, opbrengst en betrouwbaarheid. Elk procent hogere yield betekende meer winst en meer investeringsruimte.
TSMC werkte vanaf het begin nauw samen met ASML. Die samenwerking ging verder dan klant en leverancier. Het betrof gezamenlijke research, financiering en risicodeling.
Maar Taiwan was niet alleen
TSMC is niet het enige bedrijf dat toegang heeft tot EUV-technologie. Intel en Samsung gebruiken eveneens EUV-machines van ASML.
Het verschil zit niet in toegang, maar in uitvoering.
Intel en Samsung probeerden TSMC te snel te passeren. Beide bedrijven stapten over op een nieuwe transistorarchitectuur, bekend als gate-all-around. Die technologie heeft theoretische voordelen, zoals lager energieverbruik en betere schaalbaarheid.
In de praktijk bleek de overstap extreem moeilijk.
Yield is de echte bottleneck
Een chipfabriek draait niet om wie de kleinste transistor tekent. Het draait om yield. Dat is het percentage werkende chips per wafer.
TSMC haalt bij geavanceerde nodes yields boven de 80 procent. Intel en Samsung blijven steken rond of onder de 40 procent bij hun nieuwste processen.
Dat verschil is allesbepalend. Lage yield betekent hoge kosten. Hoge kosten maken chips onaantrekkelijk. Onaantrekkelijke chips verkopen niet. Zonder verkoop geen geld. Zonder geld geen verbetering.
TSMC koos juist voor geleidelijke verbetering van bestaande technologie. FinFET-transistors bleken beter schaalbaar dan verwacht. Dat gaf TSMC tijd om yields op te voeren terwijl concurrenten worstelden.
Waarom inhalen economisch bijna onmogelijk is
Een nieuw land of nieuw bedrijf dat vandaag begint, maakt jaren verlies. De eerste chips zijn slechter dan die van TSMC, Intel en Samsung. Niemand koopt ze.
Pas na tientallen jaren en honderden miljarden aan investeringen ontstaat een kans op concurrentie. Maar tegen die tijd zijn de marktleiders alweer verder.
Zelfs voor de Verenigde Staten is dit nauwelijks haalbaar. Voor China geldt hetzelfde, ondanks massale staatssteun en industriële planning.
Chipproductie kent geen shortcuts. Geen snelle overnames. Geen software-achtige schaalvoordelen.
De onzichtbare grens van AI
Elke keer dat iemand een AI-model traint of een chatbot gebruikt, draait dat op hardware die door deze machines mogelijk is gemaakt. Technologie zo complex dat ze de grenzen van menselijke maakbaarheid raakt.
Daarom kunnen de VS en China in 2026 geen eigen AI-chips maken. Niet omdat ze falen, maar omdat ze tegen een fysieke, economische en historische muur aanlopen.
De echte macht in de AI-race ligt niet bij regeringen, maar bij een handvol bedrijven die deze machines al tientallen jaren perfectioneren.