De kunstmatige intelligentie (AI) race tussen de Verenigde Staten (VS) en China wordt steeds heviger. Zo heeft de Amerikaanse regering de toegang van China tot geavanceerde halfgeleiders verder beperkt. Nvidia is als Amerikaans bedrijf de leider als het op grafische verwerkingseenheden (GPU’s) komt, welke een sleutelrol spelen in de ontwikkeling van
AI.
De GPU's van Nvidia worden veel gebruikt voor het trainen van grote AI modellen, zoals de chatbot van OpenAI, ChatGPT. De Amerikaanse maatregelen beperken echter de export van deze geavanceerde technologie naar China, wat het land dwingt om zijn eigen chipsector te versterken.
Verschillende Chinese technologiebedrijven werken ondertussen aan alternatieven voor Nvidia's dominante GPU's. Voor de oplettende investeerder kan dit ook voor kansen zorgen. Mits deze bedrijven succesvol zijn, kunnen ze namelijk explosieve stijgingen verwachten in de koers, net zoals met Nvidia gebeurde.
Chinese concurrenten
Een van de kandidaten is Huawei, een van China's grootste technologiebedrijven. Het technologiebedrijf heeft al de Ascend-serie datacenter processors ontwikkeld en bouwt daarnaast een software ecosysteem rondom deze chips. Alibaba en Baidu zijn eveneens grote spelers en ontwikkelen respectievelijk de Hanguang 800- en Kunlun-chips voor AI toepassingen.
Biren Technology en Cambricon Technologies zijn twee kleinere bedrijven die zich richten op het ontwerpen van GPU’s en chips voor AI training, terwijl start-ups zoals Moore Threads en Enflame Technology zich positioneren als sterke concurrenten.
Stijging van Uranium aandelen
Investeerders kunnen ook op andere gebieden een slaatje slaan uit de AI revolutie. Zo zorgt de toenemende energievraag die met de technologie gepaard gaat voor een transitie naar kernenergie, waarvoor uranium nodig is. Als gevolg hebben veel aandelen van uranium gerelateerde bedrijven de afgelopen week sterke stijgingen laten zien.
Bedrijven zoals Uranium Energy Corp. en NuScale Power boekten
grote winsten, met aandelen stijgingen van respectievelijk 26,1% en 44,1%, als gevolg van het hernieuwde optimisme rond kernenergie.